Een fijne geurkaars geeft rust, sfeer en een subtiele geur die past bij je huis. Het geheim zit niet alleen in de geur, maar vooral in hoe je brandt, verzorgt en bewaart. Met deze praktische tips geniet je langer, veiliger en zonder zwarte randen of tunneling. Start goed voor een volle geurLaat een nieuwe kaars bij de eerste brandbeurt doorsmelten tot aan de rand. Zo voorkom je een tunnel en krijg je later een gelijkmatige vlam. Knip vóór elke beurt de lont tot circa een halve centimeter en zet de kaars uit de tocht. Zet meerdere kaarsen ook niet te dicht bij elkaar, anders warmen ze elkaar op en smelten ze ongelijk. Wil je een rustige basisgeur in huis, kies dan één stijl en verspreid kaarsen door de ruimte in plaats van alles op één plek. Werk je graag met vaste favorieten, dan zijn Mersense geurkaarsen een handige kapstok voor je ‘geurplan’. Meer branduren, minder rookTrim de “champignonkop” van de lont weg voor je aansteekt. Dat beperkt roet. Laat een sessie niet eindeloos duren; drie tot vier uur is meestal genoeg voor een goede geurdiffusie. Doof met een doofkap of door de lont in de was te dopen en weer recht te zetten. Uitblazen geeft vaak rook en een sterke nasleep van geur. Draai de pot na het doven even dicht of gebruik een deksel. Zo blijft de geur van de was langer goed. Brand schoon en veiligZet kaarsen stabiel, op een hitteschild en ver weg van gordijnen. Verplaats een brandende of net gedoofde kaars niet; de was is dan vloeibaar en de lont kan scheeftrekken. Raakt de lont uit het midden, duw hem terwijl de was nog zacht is weer recht. Houd kinderen en huisdieren uit de buurt en laat kaarsen nooit zonder toezicht branden. Klinkt logisch, maar dit voorkomt de meeste ongelukken. Bewaren en combinerenBewaar kaarsen koel, droog en donker. Zonlicht en warmte tasten de geur aan en verkleuren de was. Sluit potten af met een deksel tegen stof en geuroverdracht. Gebruik per ruimte één dominante geur en wissel per seizoen: fris voor badkamer of werkplek, warm in woon- of eetkamer. Zo raakt je neus niet “blind” en blijft de geurbeleving rustig. Restjes slim gebruikenBlijft er was aan de randen. Snijd de hogere rand voorzichtig weg als het oppervlak ongelijk is, zodat de volgende beurt weer vlak brandt. Kleine restjes kun je in een waxbrander gebruiken of samenvoegen tot waxmelts. Maak de lege pot schoon met warm water en wat afwasmiddel zodra de was hard is. Zo geef je het glas een tweede leven als opbergpot of theelichthouder.
|
